... In opdracht van https://www.mondi.nl

22. Verfje hier, verfje daar

Een beetje opruimen, schoonmaken, verfje hier, verfje daar, keukentje erin, badkamer en klaar is Kees. Zo dachten we een jaartje, hooguit twee nodig te hebben om van ons stoffige, verwaarloosde dorpspand een modern, fris en deftig herenhuis te maken. Wij zijn optimistische mensen.

Dat we een beperkt budget hadden, drie ontheemde kleine kinderen en een architectenbureau dat opnieuw moest worden uitgevonden in de Franse setting, namen we voor het gemak niet mee in deze rooskleurige planning. Net als het uitbreiden van onze Franse woordenschat, het ontdekken van de omgeving en het opbouwen van een sociaal leven.

Het ging iets minder voortvarend dan gedacht.

Verfje hier, verfje daar had wat voorwerk nodig. Toen we her en der de donkerbruine neushoge lambrisering hadden verwijderd, behang van de muren gestoomd en smoezelig wandtextiel inclusief duizenden nietjes weggepulkt, kwam er zelden een verfklare gladde muur achter tevoorschijn. Kruimelig pleister met oude lekkageplekken en slordig metselwerk van steen, stukken dakpan en cement, waar geschrokken schorpioenen uitvielen, was meer de trend. De charmante tegenslagen van een oud pand.

Om de karakteristieke hoge kozijnen van de achtergevel te restaureren, moesten ze eerst volledig met een brander van de oude verflaag worden ontdaan. Deels bleek dat een teerhoudende substantie te zijn die zich slechts met voorzorgsmaatregelen en heel veel afkrab-geduld liet verwijderen. Er moest uitgebreid geplamuurd worden en gladgeschuurd, de profielen pietepeuterig met de hand, voordat er na een paar lagen grondverf eindelijk de buitenste olijfgroene kleur op gekwast kon worden. Vervolgens hoefde alleen het glas nog even vastgekit met een stopverfrandje. Na een paar pogingen met een natte vinger, een halve aardappel en een speciaal stopverfmesje, brachten we de kozijnen stampvoetend naar de 'Mr Bricolage' die er een mooie strakke glasvoeg op wist te smeren. Niet lang nadat we de kozijnen weer rechtop in hun sponning hadden geplaatst moest de nog kwetsbare voeg een paar millimeter prijsgeven aan de zwaartekracht en samen met het effect van de snoeihete zomerzon werd het gladde kader alsnog een zielig stoprandje van gerimpelde ellende.

De binnenmuren bleken flinterdunne verticaal gemetselde tegels van nog geen drie centimeter dik, zodat de schroeven van de voorzetwand die we in een slaapkamer plaatsten er dwars doorheen gingen. In de naastliggende kamer resulteerde dat in een wand vol gevaarlijke speerpuntjes, alsof ternauwernood een gladiatorenaanval was afgeweerd. Toch hadden die hele dunne muurtjes in de loop der jaren een rol gespeeld in het constructieve evenwicht van het geheel. Dat ontdekten wij toen we zo’n tegelmuurtje klakkeloos neerhaalden op de begane grond en spontaan de barsten in de net- strak-geplamuurde wanden van de badkamer op de bovenverdieping scheurden.

De natuurstenen draagmuren waren juist enorm, meer dan een halve meter dik, zodat een beoogde doorgang steen voor steen uit de muur moest worden gebikt. De loodzware berg met rots die we daarbij verzamelden konden later in de tuinmuurtjes verwerkt worden. Veel later pas, want in de tuin bleek al snel dat de oude stookolietank die daar stond nog halfvol olie zat en dat de verroeste rioolbuis die door de tuin liep zo lek als een mandje was. De cipres die we hadden omgehaald liet een wortelstelsel achter waar we nog twee hele dagen onze tanden op stuk hakten en om een horizontaal geheel te krijgen voor terras, gazon en natuurstenen stapelmuurtjes moesten honderden kruiwagens aarde verplaatst.

Na anderhalf jaar sjouwen, zwoegen, kliederen en stampvoeten wisten we allebei: Dit wordt een tienjarenplan.

Wij zijn optimistische mensen.