... In opdracht van https://www.mondi.nl

12. Een wonderlijke dag

De Nederlandse scholen zijn weer begonnen, maar wij hebben nog maar liefst tweeënhalve week voor de boeg. Negen weken Franse schoolvakantie gaat je ook niet in de kouwe kleren zitten. We besluiten een week écht vrij te nemen, geen werk en geen klus, helemaal niks. 

Al luierend overvalt ons nu opeens alle vermoeidheid van de afgelopen maanden. Het liefst lig ik de hele dag in de hangmat mijn kinderen voor te lezen uit 'De brief voor de koning' van Tonke Dragt, over de avonturen van de dappere Tiuri, de jonge schildknaap die op het punt staat ridder te worden, heerlijk ontspannen Hollandse kost. Eigenlijk heb je dan wel een James nodig die ondertussen lekker wasjes draait, boodschappen doet, kookt en stofzuigt. En misschien daarnaast ook wel een klussmurf die enthousiast de keuken gaat stucen en het berghok uitruimt, dat soort dingen. Het is best moeilijk om niets te doen als er nog zoveel werk is en het geld er vooral uit gaat en nog niet zo heel veel binnenkomt, maar we zijn bot toe aan een beetje rust.

'Zen' heb je alleen niet altijd zélf in de hand.

Terwijl wij gister nietsvermoedend aan het lanterfanten waren, stond er opeens een vreemde mevrouw voor de deur met mijn huilende zoon van zeven aan de hand. Ze had hem aangereden vertelde ze overstuur. Ik staarde haar vol ongeloof aan en kon niet goed bevatten wat ze zojuist had gezegd. Aangereden? Hij was aan het spelen geweest op het plein voor ons huis en plotseling onder de arcades tevoorschijn gekomen toen zij daar net aan kwam rijden. Ze kon niet meer op tijd remmen, zo verklaarde ze. Ik schrok me te pletter. 

Dat zoon rechtop op zijn benen stond en zelf met de mevrouw naar ons huis was gelopen stelde me een beetje gerust en op mijn knieën onderzocht ik hem. Zijn buik, zijn rug, armen, benen, hoofd. Hij wist wie hij was en had nergens extreme pijn. Alles leek in orde op een paar schrammen na en ik nam hem opgelucht in mijn armen. Toen ik ook de geëmotioneerde mevrouw wilde troosten moest ze daar niks van hebben. Ze had liever gehad dat ik woedend was geworden en haar had uitgescholden, ze voelde zich verschrikkelijk schuldig. Ze vertrok en beloofde morgen terug te komen met gebak voor het slachtoffertje. 

Ik liet ons mooie nieuwe bad inlopen voor mijn arme knul, want als er íets is waar hij rustig van wordt, is het wel van badderen. Gekoesterd door het warme water kwam hij weer een klein beetje bij zinnen, maar toen klonk er plots een alarmerend kattengehuil vanaf het plein. Hartverscheurend. 

Met een hernieuwde dosis adrenaline holden we naar buiten om te kijken wat er aan de hand was. Uit een van de straatgoten op het plein kwam onder de metalen afdekplaat een heel jong rossig poezenhoofdje tevoorschijn met grote paniekerige ogen. Ze was helemaal verlaten en alleen. Na wat rondvragen in het dorp bleek ze bij niemand te horen. Wat een wonderlijke dag. Een botsing, een vreemde mevrouw met huilende zoon en zomaar uit het niets, een klein rood poesje in de goot. Het voelde een beetje magisch allemaal.

De mevrouw hield woord en kwam vandaag terug met een tas vol in plastic verpakte repen. Gebak op zijn Frans. Voor zoon, die met zijn zeven jaar al een echte fijnproever is, is het een beetje een afknapper. De poes daarentegen heeft zijn hart compleet veroverd en niet alleen die van hem. In de janboel dat ons leven nu is past ook nog wel een vierde kat. 

Terwijl ik weer lekker in mijn hangmat kruip inspecteert onze vondelinge grondig haar nieuwe onderkomen. Stoer trotseert ze het geblaas van de andere drie, net zo dapper als de jonge ridder van Tonke Dragt.

We noemen haar Tiuri.