... In opdracht van https://www.mondi.nl

1. Gedreven door de wind

We waren de hele nacht uit ons slaap gehouden door een eenzame trommelaar die tot vroeg in de ochtend zijn ritmische deuntje speelde aan de andere kant van het meer. Brak stapte ik die morgen ons tweedehands campertje uit en werd prompt weer terug naar binnen geblazen door de Tramontana die woest over de camping in de Pyrénées-Orientales raasde. Een rustig cappuccinootje met croissant onder de luifel zat er dus ook al niet in; het doek klapperende gevaarlijk alle kanten op en kon elk moment aan flarden scheuren.

Echtgenoot en ik hoefde niet lang na te denken, we rolde met vereende krachten de luifel in, hesen onze drie kinderen uit de alkoof waar ze nog vredig naast elkaar lagen te slapen, installeerden ze op de twee banken aan de eettafel achter de cabine en maakten dat we wegkwamen. Met de kleine campinggids van de ANWB op schoot arriveerden wij anderhalf uur later op de camping van een klein beschut vestingdorpje aan de Aude, een dorp waar we onmiddellijk verliefd op werden. Onze dochter van negen nam haar twee kleine broertjes huppelend mee naar de speeltuin en wij installeerden ons heel tevreden met cappuccino in onze klapstoelen onder de luifel, ons nog geheel onbewust van de impact van deze storm-vluchtactie. 

Al vanaf het moment dat ik mijn geliefde het ja-woord gaf, wist ik dat wij ooit naar het zuiden van Europa zouden verhuizen. Hij wilde dat liever gister dan vandaag, maar ik had nog wat koudwatervrees en bovendien een niet in toom te houden baardrang. Kinderen krijgen deed ik toch graag in mijn eigen geboorteland met familie en vrienden in de nabijheid en de thuisbevalling als reële optie. Echtgenoot moest drie keer papa worden en zelfs de vijfde verjaardag van zijn jongste vieren voordat ik weer open begon te staan voor een eventueel vertrek naar zonniger oorden.

Het pand stond aan het plein van het historische dorpje waar we waren geland en zag er verlaten uit. Aan het balkon hing het bordje ‘à vendre’ ons hoopvol toe te lachen en onze fantasie was geprikkeld. Terwijl ik met de kinderen ging poedelen in de rivier bezocht echtgenoot het dorpshuis met het oog van de architect. De bedoeling was toen nog het pand heel listig in twee-, drie- of vieren te splitsen en vervolgens samen met een mede-investeerder fantastische winsten te boeken. Voor onszelf zochten wij meer naar een klein vrijstaand huisje met veel grond in de campagne.

Een paar maanden later, ons campertje allang weer verkocht, maar ons hoofd nog vol dromen, begonnen wij langzaam van mening te veranderen. Voor de integratie van onszelf, de kinderen en ons architectenbureau was zo’n centrale ligging midden in een dorp zo gek nog niet, er was nota bene een basisschooltje aanwezig en het voelde daar gewoon goed. Impulsief deden wij een bod. 

Het bod werd geaccepteerd nog voordat ikzelf mijn toekomstige woonhuis van binnen had gezien. 

Het was een vieze verwaarloosde bende, het stonk er naar de dierentuin, de badkamer was in puin geslagen en een keuken was er niet. In de kasten stonden nog zelfgemaakte potten marmelade van minstens tien jaar oud, er was geen verwarming, de tuin was een donker oerwoud en de schorpioenen vielen uit de muur. Mijn ouders konden wel janken, maar ik zag er wel potentie in.

Nog geen jaar nadat we met ons campertje voor de Tramontana op de vlucht waren geslagen reed onze verhuiswagen het ‘Place de la République’ van Alet-les--Bains op.

2. Rotouders

Ons impulsieve besluit om het vervallen, veel te grote pand in Zuid-Frankrijk te kopen en met ons hele hebben en houden, drie kinderen en drie katten van land te veranderen, viel op het hoogtepunt van de kredietcrisis, najaar 2008. Het duurde dan ook een aantal maanden voordat wij een bank bereid vonden ons een hypotheek te verstrekken en we het voorlopige koopcontract definitief konden maken. 

In die maanden werd ons gezin ondergedompeld in een woeste zee van emoties en heen en weer geslingerd tussen hoop en wanhoop.

Wanhoop bij echtgenoot en mij dat er geen enkele bank zou zijn die aan ons avontuur wilde meewerken, maar ook zorgen of het voor ons al met al wel haalbaar zou zijn nu onze grootste opdrachtgever in Zuid-Frankrijk de crisis niet ging overleven. Hoop bij mijn dochter van tien dat dit hele achterlijke plan van haar ouders niet door zou gaan. Zij zat in groep zes, had een hele lieve juf, fantastische klasgenootjes en de liefste vriendin van de hele wereld. Bovendien woonden haar opa en oma twee huizen verder en was ze gewoon gelukkig waar ze was. 

Haar broer die net acht was geworden kon de impact van wat er boven zijn hoofd hing iets minder goed bevatten, al drong het langzaam tot hem door dat hij afscheid zou moeten gaan nemen van zijn buurjongen waar hij elke dag uren mee speelde en dat maakte hem radeloos boos. Alleen mijn jongste zoon trad dit hele avontuur, met de naïviteit van een kind van zes, vol vertrouwen tegemoet. De achterblijvers zagen machteloos toe hoe wij alles in het werk stelden om deze emigratie voor elkaar te krijgen en vooral mijn ouders en schoonmoeder, de opa en oma’s, konden hun verdriet nauwelijks de baas.

Toen wij eindelijk groen licht kregen van de BNP Paribas waren echtgenoot en ik dan ook de enige die echt een gat in de lucht sprongen. Met zijn tweeën reden we fluitend 1.300 kilometer naar het zuiden om bij de notaris het definitieve koopcontract te tekenen, een eerste spannende nacht in ons nieuwe huis door te brengen en de volgende dag weer terug te keren met een achterbak vol rammelende flessen Blanquette de Limoux,’ de mousserende wijn waar deze streek bekend om staat.

Omdat wij als rasechte Hollanders geen zin hadden om dubbele lasten te betalen, hadden we het waanzinnige plan gevat een maand later al te verhuizen. Al onze spullen moesten in die ene maand in een grote hoeveelheid dozen worden verpakt en ons huurhuis in oude staat teruggebracht. Dat was een krankzinnige klus. Ondertussen stuurden we een Franse loodgieter aan die een provisorische douche in de bijkeuken van ons nieuwe huis ging aanleggen, zodat we ons eenmaal verhuisd in ieder geval konden douchen. 

Verhuiskaartjes moesten worden gemaakt, af- en aansluitingen geregeld, opzeggingen, uitschrijvingen en natuurlijk een gepast afscheid. De kinderen mochten trakteren in hun klas en ze kregen alle drie een boekwerk met lieve tekeningen en ontroerende afscheidsberichtjes van hun klasgenootjes. Dat was een emotionele dag. De ‘Blanquette’ werd uiteindelijk rijkelijk geschonken op de afscheidsborrel in ons inmiddels lege huis aan de geleende statafels van de buren.

Na een absurde maand reed eind maart 2009 de verhuiswagen met al onze spullen de Amstelveense laan uit. Hij zou er drie dagen over doen. De volgende dag reden wij achter hem aan in onze oude familiebak, de kleine Citroën bleef nog even in Nederland. Drie huilende kinderen, drie jankende katten en twee snikkende ouders met een knoop in hun maag van schuldgevoel zwaaiden een stoep vol huilende achterblijvers uit. Het Franse avontuur kon beginnen!

Rotouders.

Kinderen met traktatie

3. Een spannend begin

Trillend van opwinding steekt echtgenoot de sleutel in het slot van het grote Franse dorpshuis dat sinds een uur van ons is. Trots stappen we hand in hand over de drempel. Een typische, muffe ouwe huizenlucht met een vleugje dierentuin komt ons tegemoet. 

De zonderlinge dame van wie we het huis hadden gekocht, hoedde namelijk twee geiten op de begane grond, hield een kamer vol vogels op de verdieping en fokte honderd katten in kooien op zolder. Cruella de Vil was er een engel bij. 

Behalve de indringende beestengeur heeft deze vrouw ook een enorme puinhoop voor ons achtergelaten. Van de inboedel die met het huis werd mee verkocht, blijkt nog slechts een treurige verzameling troep te zijn overgebleven. De meubels en decoratie die wel waarde hadden heeft ze, onder het mom van sentiment, toch maar zelf meegenomen. Het enige waardevolle dat ze goddank wel heeft achtergelaten is de Erard grand piano uit 1906 en daar zijn we dan ook wel enorm blij mee. Niks en niemand kan de gelukzalige roes waar we vandaag in zweven nog verpesten.

Samen inspecteren we kamer voor kamer ons ijskoude huis en uitgelaten zien we door de puinhoop heen het paleis. Alleen de smoezelige kelder waar een troebel laagje water in staat en het bijgebouwtje dat ooit als urinoir diende, toen het pand nog een restaurant was, durven we niet te betreden. Op m’n hoede voor allerhande ongedierte open ik her en der wat kastjes en beneden in de tuinkamer schuift echtgenoot het luik van de open haard omhoog. Met een enorme kreet maakt hij opeens een sprong opzij. Uit de haard rolt een kattenlijk. Koud, stijf en verdroogd, maar nog geheel intact. Het lijkt wel een mummie.

Giechelend van de zenuwen drinken we die avond een Cointreautje bij het knapperend vuur in de grote vuurplaats van de hal, de enige haard die een schoorsteen tot boven het dak heeft en waar geen lijken uitvallen. We zien een beetje op tegen de nacht. 
Eén kamer op de etage hebben we uitgekozen als meest geschikte slaapplek en op een oud bed dat Cruella voor ons heeft achtergelaten kruipen we, met al onze kleren aan onder een paar muffe dekens, dicht tegen elkaar. Heel even lukt het om de slaap te vatten totdat plots een wonderlijk geluid ons bewustzijn binnentreed. Hoe-hoe-hoeoeoe hoeoeoe. Geschrokken kijken we elkaar klaarwakker aan.

Hoeoeoe hoe-hoeoeoe

Echtgenoot is de eerste die zijn nuchterheid terugvindt en bedenkt dat het waarschijnlijk de waterleiding is die dit huilende geluid maakt, vanwege het lekkende toilet. Een interessante theorie, maar nuchter of niet, hij durft niet alleen naar beneden om de hoofdkraan uit te zetten. Dapper gaan we samen. 

De hoofdkraan is uit en we doen een nieuwe poging om in slaap te komen, maar we liggen nog nauwelijks als opnieuw een ge-hoeoeoeoe klinkt. Het geluid komt uit de kamer naast ons. We knippen het licht weer aan, gelukkig werkt dat wèl, en voetje voor voetje lopen we richting spook. Het geluid wordt harder en harder en met grote angstige ogen zien we schuin boven ons de zelfdraaiende raamventilator piepend hoe-hoeën. De rest van de nacht doen we geen oog meer dicht.

Een maand later na een dramatisch afscheid in Nederland en een helse rit met noodweer, uitvallende ruitenwissers en misplaatste kattenontlasting, steken we de sleutel opnieuw in het slot van ons Franse dorpshuis. Dit keer zijn we met ons hele gezin inclusief de katten om definitief in te trekken. Mijn drie kinderen stappen vol verwachting de drempel over en sperren vol ongeloof hun ogen wijd open …

Nu weten ze zeker dat hun ouders het spoor bijster zijn.

4. Warme huiselijkheid in de chaos

Daar stonden we dan met onze kinderen, midden in ons nieuwe fabelachtige huis, nadat we alles dat ons vertrouwd was hadden achtergelaten in Amstelveen. We voelden de nieuwsgierige ogen van de nog onbekende dorpsgenoten in onze ruggen.

In de grote reisbench, waarin we voor vertrek nog een tussenvloertje hadden geknutseld, architecten die we zijn, zaten onze drie katten paniekerig door het traliedeurtje te kijken. Geen van hen maakte aanstalten om de boel te gaan verkennen toen we het hekje openden. De gevangenis waar ze al dertienhonderd kilometer onder luid protest in hadden gezeten was opeens de meest veilige plek op aarde.

Ons nieuwe Franse onderkomen was nog niet echt bewoonbaar te noemen. Zeker voor een gezin met kinderen niet. We hadden wel een vrij nieuw dak boven ons hoofd en er was een toilet op de verdieping, al waren we daar een beetje vies van. In de bijkeuken hing een gootsteen met warm water en een loodgieter had er in de voorraadkast, vlak voor onze aankomst, een provisorische douche geïnstalleerd. Kampeerbaar was het huis dus wel. 
Het ontbreken van een verwarming leek ons in april geen probleem, we waren ten slotte in Zuid-Frankrijk. 

De eerste twee dagen voordat onze spullen zouden arriveren konden we weinig méér doen dan hier en daar een beetje zwabberen met een achtergebleven bezem, wat troep van de ene naar de andere kant verplaatsen en de omgeving verkennen. Verder deden we inkopen. We kochten een elektrische kookplaat en een waterkoker om thuis iets warms te kunnen maken en we paaiden de kinderen met mooie cadeaus. Kleine mini-laptopjes om met hun vriendjes in Nederland te kunnen communiceren en nieuwe stoere mountainbikes om het dorp en de omgeving te verkennen. Zij zouden pas na de voorjaarsvakantie op het dorpsschooltje beginnen, zodat ze eerst een beetje konden wennen aan hun nieuwe thuissituatie.

Met z’n vijven installeerden we ons de eerste paar nachten op twee grote bedden die waren achtergelaten in het huis. Veilig samen in één slaapkamer met de katten onder de dekens. Jolig, alsof we op schoolreisje waren. Gelukkig hadden we dit keer wel fris beddengoed bij ons. Voor mijn ouders, die de dag na ons aankwamen, hadden we toch maar een degelijke gîte gehuurd. Bivakkeren op oude matrassen in een stoffig, vies huis met een douche in de kast was niet persé hun gedroomde verblijf. Zij waren ons achterna gereisd om het huis te “bewonderen” en te helpen met uitladen, schoonmaken en de eerste noodzakelijke kluswerkzaamheden. Bovendien konden ze zo het afscheid nog even een paar weken uitstellen. 

Nadat de verhuiswagen zich ternauwernood tussen de lantaarns in het smalle straatje naar ons plein had weten te wurmen (goddank, anders hadden we met steekwagentjes al onze spullen vanaf de hoofdweg moeten halen) konden we eindelijk echt aan de slag. Met onze oude ijskast, wasmachine, combimagnetron en de nieuwe elektrische kookplaat richtten we een tijdelijke keuken in naast de kast met provisorische douche. De vuilstort werd ons dagelijkse uitje en de stofzuiger draaide overuren. Onze eigen vertrouwde meubels positioneerden we rond de open haard in de ruime entréehal om zo een soort van huiselijkheid in de chaos te creëren. 

En warmte.

De vlammen in de vuurplaats hadden we hard nodig, want we werden ontgroend met vijf weken regen en temperaturen waar ze zelfs in ons platte Noorden van zouden huilen. Ons moederland beleefde juist een prachtige lente en verbrak het ene warmterecord na het andere, wat mijn jongste zoon verontwaardigd deed mopperen dat die gemene Hollanders onze zon hadden gestolen.

Zuid-Frans opscheppen zat er nog even niet in.


5. Lijken uit de kast

Aan de grond genageld staar ik naar het zwarte monster dat, onder een door mij opgelichte kei uit de tuin, tevoorschijn komt. Ik heb zo’n beest nog nooit gezien, maar met zijn puntige staart die dreigend mijn richting op kromt en de twee grijpgrage scharen aan zijn voorpoten hoef je geen kenner te zijn om te begrijpen dat dit geen gezellig diertje is. Zonder mijn blik van het beest af te wenden roep ik, een opkomende hysterie onderdrukkend, mijn echtgenoot erbij. Als echtgenoot komt aansnellen is hij minstens zo ontzet als ik en bedenkt zich geen seconde. Hij grijpt de kei uit mijn handen en verplettert zonder pardon de reddeloze schorpioen. 
Dat deze beestjes niet alleen in de tuin, maar ook binnen in de beschutting van ons verwaarloosde pand zullen blijken te wonen is op dat moment nog onbekend. Gelukkig maar. Als we alle lijken enigszins gedoseerd uit de kast kunnen laten komen, verliezen we de moed misschien niet.

We zijn inmiddels druk bezig met het ontwerpen van badkamer en keuken en het opvragen van offertes, maar dat schiet niet heel erg op. Het eerste dat ik in mijn nieuwe omgeving zal moeten leren is geduld hebben. Wel heeft de loodgieter gelukkig tijd gevonden om een nieuw toilet midden in de bijkeuken te installeren en dat voelt een stuk frisser dan de oude wc op de etage, al is het nog wat onvrij ontlasten. Naast sanitair staat ook onze buitenruimte hoog op mijn prioriteitenlijstje. Het is vandaag eindelijk een mooie, warme, Zuid-Franse dag, maar in het oerwoud, dat zich onze tuin noemt, is het nog niet echt lekker bivakkeren. Tenminste, voor ons niet, voor andere wezens blijkbaar wel.

Behalve de ongecontroleerde wildgroei aan struiken en onkruid maken ook een drietal ongewenste bouwsels onze tuin onnodig vol. Het toiletgebouw, dat tegen de achterkant van het huis is gebouwd en zijn bestaansrecht ontleent aan een ver verleden, toen het pand nog een bar/restaurant en nachtclub was, heb ik nog niet eens durven te betreden. Alle zintuigelijke indrukken die binnen komen na het openen van het houten deurtje weerhouden mij daar van. Verder staat er een hoge schuur die waarschijnlijk de geitenhobby van de vorige eigenaresse herbergde en een bouwwerk dat de nog half gevulde olietank verhuld die ooit de verwarmingsketel van brandstof voorzag.

Tot onze grote vreugde zullen binnenkort vier vrienden uit Nederland overkomen om ons te helpen met het verwijderen van deze overbodige bouwsels. Vóór die tijd kunnen wij alvast, samen met mijn vader, de enorme cipres neerhalen die uit het oerwoud verrijst en vele zonnestralen belemmert onze tuin te bereiken. Het gevaarte is minstens acht meter hoog en moet met beleid worden omgelegd, want onze tuin is begrenst door twee eeuwenoude buurpanden en muren van gestapeld natuursteen. Het zou jammer zijn als een stel onnozele buitenlanders in de eerste maand van hun verblijf meteen al een deel van het dorpse erfgoed verbrijzelen met deze loodzware boom.

Dankzij de onweerlegbare logica van mijn vader en een geweldige samenwerking met echtgenoot zal de cipres uiteindelijk keurig in de enige richting vallen die hij vallen mag. De hark die op de grond de juiste hoek aan geeft zal onder het gewicht bezwijken en ons zal nog een gruwelijke wortelpartij en een lading knetterhout resten.

Terwijl echtgenoot verder gaat met het ommuren van ons nieuwe toilet (toch wel plezierig voor alle partijen), trek ik voorzichtig nog wat struiken uit de grond. Stenen laat ik voorlopig maar even liggen en mijn slippers heb ik verruild voor stevige, ondoordringbare bergschoenen. Ook dit zojuist ontdekte exotische gezelschap zal wel weer wennen.

Toch?

6. Naar school

Schoongewassen, haren keurig geborsteld en de nieuwe rugzakjes op de rug, stapten ze met gespannen gezichtjes de voordeur uit. Hand in hand liepen we via het nauwe dorpsstraatje, onder de vestingpoort door, de brede allee met knoestige platanen op. Even verderop was de passage die ons achter het stadhuis bij het speelplein van het kleine dorpsschooltje zou brengen. 

Het was de eerste dag na de voorjaarsvakantie en voor mijn kinderen hun eerste échte schooldag op de Franse basisschool. Het schooltje was gevestigd in het stadhuis van het dorp, bestond uit twee klassen en had met mijn drie koters erbij nu precies dertig leerlingen in de leeftijd van twee tot elf jaar. 

Bij het naderen van het schoolplein viel mijn oog op het informatiekastje dat aan de muur van het gebouw was bevestigd. In het kastje waren de kantinemenu's voor de hele week geafficheerd. Elke dag een driegangenmaaltijd met vandaag een ‘crudités’ vooraf, vervolgens een ‘filet mignon’ met ‘petits pois’ en een 'mousse au chocolat' toe. Dat is weer eens wat anders dan een broodje kaas. De eerste week zouden mijn kinderen desalniettemin deze luxe aan zich voorbij laten gaan en lekker thuis komen lunchen. Even een uurtje of twee Hollands ontladen halverwege de schooldag, leek mij voorlopig nog wel wenselijk. Bovendien waren ze ook wel erg blij dat ze niet meteen al die griezelig vreemde gerechten hoefden te verorberen.

Dochter liep kordaat op een paar meisjes af die ze de afgelopen weken in het dorp al had ontmoet. Zij had als enige, na al die weken vakantie, erg veel zin om eindelijk weer naar school te gaan. Haar oudste broertje volgde schuchter. Toen subiet alle kinderen stopten met spelen, om hen heen kwamen staan en in hun onbegrijpelijke taal tegen hen aan begonnen te tateren, zag ik de schouders bij beiden gespannen omhoog trekken. Hun kinderlijk spontane expressie verdween gekweld achter een waas van apathie. Bezorgd liet ik ze achter, want de kleuterjuf dirigeerde mij ondertussen met mijn kleinste naar binnen.

Bij gebrek aan voldoende begeleiding op het plein moest de jongste helft van de school zich binnen verzamelen en ondanks zijn Nederlandse start in groep drie dit jaar, was mijn (op een haar na) zevenjarige zoon bij de kleuters ingedeeld. Zijn verontwaardiging was enorm. Hij voelde zich al oneindig lang ver boven het kleutergebeuren verheven en bovendien werd hij zo gescheiden van zijn broer en zus. Gelukkig zou de juf snel tot inkeer komen, maar vandaag liep ik met een steen op de maag, alleen terug naar huis.

Om twaalf uur precies stond ik weer bij school. De kerkklokken luidden met veel chaotisch gebengel hun speciale middaguurdeuntje en toen de schooldeur openzwaaide kwam mijn kroost gedrieën vrolijk naar buiten huppelen. Woorden buitelden over elkaar heen op weg naar huis, toen ze allemaal hun volle hoofden met opgeslagen verhalen wilden legen. Steeds harder gingen ze praten om het hoogste woord te krijgen. Ze hadden het alledrie best naar hun zin gehad, fijn buiten gespeeld en nog niet met de collectieve lessen mee hoeven doen. Ze hadden simpele, individuele taakjes gekregen. Zo kon ik tenminste opmaken uit hun opgewonden woordenstroom. Ongemerkt had het eerste Frans zich al in hun brein genesteld en de komende maanden zou zich dat tot ontzagwekkende proporties uitbreiden.

Met niet al te veel tegenzin lieten mijn stoere globetrotters zich na hun stokbroodje kaas weer terug naar school brengen. Van de steen die op mijn maag lag was nog slechts een kiezeltje over. De juf stond mij voor de deur op te wachten. Een beetje wanhopig. 

Mijn kinderen verstonden echt helemaal niets van wat ze zei …

7. Lachen en huilen

Tien jaar lang hadden we in Amstelveen naast ze gewoond, ook hún huis voelde als thuis voor de kinderen. Opa en oma waren een vast onderdeel van het dagelijks leven geweest. De afgelopen maand waren ze er wederom. Hier in Frankrijk. Ze hebben ons geholpen met verhuizen, schoonmaken en klussen, ondanks hun ontzetting over onze woningkeuze. Ze hebben de kinderen op sleeptouw genomen, met hun de omgeving verkend en de regen getrotseerd. Samen hebben we de diverse horeca in de buurt ontdekt en ons de bubbeltjeswijn van deze streek eigen gemaakt.

Nu was het moment gekomen om ook van hen afscheid te nemen. Vooral mijn vader, opa in hart en nieren, kon het maar moeilijk verwerken. Hij hield een aangrijpende afscheidsspeech, we waren er allemaal van ontdaan. Verdriet, gemis en schuld, zo voelde de keerzijde van ons opwindende avontuur. 

Gelukkig konden we niet al te lang in deze wroeging blijven hangen, want de volgende bezoekers waren reeds in aantocht en zij zouden bij ons in huis verblijven. Een leefbare logeerplek was echter nog ver te zoeken. 

Optimistisch gingen we met behangstomers en potten verf de beoogde 'chambre d’amis' te lijf, maar van het een kwam het ander. Om de oorspronkelijke houten plafondbalken in deze kamer weer tevoorschijn te toveren moesten we ze van hun stuclaag ontdoen, schaven, gladschuren, het beschadigde plafond herstellen en de houtworm uitroeien. Dat was alles bij elkaar nog best een flinke klus. We besloten onze eigen slaapkamer aan de gasten te laten en verhuisden zelf naar een van de groezelige vertrekken.

Twee dagen na het verdrietige afscheid van mijn ouders landde dochters hartsvriendin en haar moeder, míjn vriendin, op het vliegveld bij ons in de buurt. Dochter stond te huppelen van ongeduld. Onze voormalige buren zouden de aftrap geven voor het lang begeerde stralende Zuid-Franse weer en een halfjaar vol logés. 

Op ons enthousiasme en behoefte aan helpende handen kwamen namelijk vele betrokkenen af. Klushulp en vakantiegangers, vrienden en familie, langswippers en langblijvers gingen elkaar week na week aflossen. Hartverwarmend en roerig. Vooral de eerste dappere gasten zouden belangeloos hun ongedierte-fobieën en sanitaire wensen opzij zetten en daarnaast een, bij vlagen hysterische, nog niet geheel aan deze situatie aangepaste gastvrouw weten te weerstaan. 

Mijn hooggevoelige zenuwtjes kregen een spoedcursus 'laissez faire' en ochtendhumeur-ontkenning, maar zouden na deze gezelligste zomer ooit, toch een beetje van de leg zijn.

Met onze vriendinnen hielden we een eerste zonnige vakantiedag bij het pittoreske natuurmeertje tussen het ontluikende lentegroen aan de voet van een Katharen-kasteel, vanwaar je luierend op je handdoekje de nog besneeuwde toppen van de Pyreneeën kon bewonderen. De volgende dag stortte buurvrouw zich met hamer en beitel op de roze tegeltjes aan de muren van wat ooit de badkamer moet zijn geweest.

Ondertussen druppelden er gelukkig ook al wat Franse ontwerpopdrachten binnen bij ons architectenbureau, want een beetje extra budget konden we wel gebruiken in deze puinhoop, al werd het leven er niet eenvoudiger door. We waren bezig ons bedrijf in de Franse Kamer van Koophandel ingeschreven te krijgen en dat had opeens haast, want gedurende deze nationaliteitwissel bleken we in een ziektekostenverzekering-vacuüm te zitten.

Helmpjes op en nog even geen duimen verbrijzelen dus, bij het schoonbikken van de plafondbalken.

Onze buren werden afgelost door mijn schoonmoeder en na haar nam onze studievriend en Hollandse aannemer uit het Westland het stokje over. Met hem maakten we het sloopwerk in de badkamer professioneel af. Afscheidsverdriet en weerziensvreugde wisselden elkaar deze maand in rap tempo af. Het zou een patroon worden de rest van de zomer.

Net als spierpijn en doorgedraaide zenuwtjes.


8. Slopende hitte

Al om kwart voor tien ’s morgens dirigeerden ze ons geliefde C1-Citroëntje het plein op. Ze hadden de hele nacht doorgereden. 

Wat begon met een grappig idee tijdens onze afscheidsborrel, onder invloed van een paar glazen 'Blanquette de Limoux,' is vandaag een feit geworden. Vier Amstelveense vrienden komen een paar dagen helpen met het verwijderen van de overbodige schuren en bouwwerken uit de tuin. Twee van hen waren zelfs zo warmhartig dat ze het kleine gele autootje, dat nog altijd achtergelaten in onze voormalige straat stond, naar ons toe hebben willen rijden. Na twee bakken koffie staan ze nog vóór het middaguur op de stenen omheining van de olietank in te beuken. 

Ondertussen beleeft de andere helft van het spontaan ontsproten klusteam een spannende tocht door filerijk Nederland. Op het nippertje halen ze hun vliegtuig in Charleroi en een paar uur later, na een verder soepele reis, kunnen ze gezellig bij ons aanschuiven voor het avondmaal aan de nieuwe uitklapbare tuintafel.

Behalve de tuintafel en een slaapbank, die erg plezierig zijn voor het eet- en slaapgenot van onze klussers, hebben we de afgelopen week ook eindelijk een keuken aangeschaft. De enthousiaste verkoopster stond erop onze aankoop met een feestelijke 'coupe de Champagne' te bezegelen, maar op de keuken zelf moeten we helaas nog drie maanden wachten. Tot die tijd is er voor elke verfrissing of versnapering een tiental meters lange wandeling nodig om van de tuin naar de provisorische keuken aan de andere kant van het huis te komen. Alsof er nog niet genoeg calorieën worden verbrand.

Na een goede nacht slaap en een stevig ontbijt met stapels verse croissants gaat iedereen fanatiek aan de slag. De oude Romeinse pannen worden zorgvuldig van de daken verwijderd en de stenen muren met hakbijlen bewerkt. Na een met rosé overgoten Franse lunch tussen de brokstukken in de tuin, kan de eerste lading puin naar de vuilstort worden afgevoerd. De rest van de middag rijdt echtgenoot af en aan met de gehuurde kiepauto en ondertussen hakken en breken de mannen stevig door, terwijl het zweet in stroompjes langs hun slapen gutst. 

De zon brandt meedogenloos op onze kruinen en volgens de weersvoorspelling zal de hittegolf waar we mee te maken hebben nog dagen aanhouden.

Een welverdiende verfrissende douche na de noeste arbeid is bij vlagen wat frisser dan gewenst vanwege de haperende oude geiser. Luxueus baddergenot is er nog even niet bij. Wel steken er inmiddels allemaal rode en blauwe flexibele slangen en starre grijze pvc-pijpjes uit de kale houten vloer van de beoogde badkamer en hangt het plafond er vol met zwarte loze elektriciteitsleidingen dankzij de loodgieter en de elektricien. De plaatselijke aannemers lijken tot op heden echter weinig zin te hebben om de klus af te maken en dus zullen onze hulptroepen voorlopig nog in de krappe kast naast de provisorische keuken het stof van zich af moeten douchen.

Gelukkig bevindt zich een paar dorpen verderop een fijn alternatief. Uit de rotsige muur langs de Salz komt daar een vette straal heerlijk warm bronwater. We besluiten onze biertjes aan het eind van deze zware dag aldaar in het gras langs de oever van de  kabbelende rivier te drinken. Opgeladen en fris zetten we de volgende ochtend de snikhete klus voort.

Een ludieke poging om op prehistorische sloopwijze met zijn vieren een boomstam door de muur te rammen, bleek voor ons 'moderne mens' iets te hoog gegrepen, maar met hakbijlen, pikhouwelen en sloophamers lukt het in twee dagen tijd wel om de gehele klus te klaren. 
De helden vertrekken gesloopt en bruinverbrand weer richting huis en wij blijven achter met de herinnering aan een paar fantastisch gezellige dagen en …

een hele ruime tuin. 

9. Eindejaarsfeest op z'n Frans

Toen de vier centimeter lange schorpioen, die net tussen de stenen van de keukenmuur vandaan voor mijn voeten was gevallen, besefte dat zijn einde nabij was, kwam hij dreigend op me af hollen met zijn scharen en giftige staart klaar voor de aanval. Ik was reusachtig veel groter en gewapend met een rubberen hamer, maar mijn paniek was groot.  Net op het moment dat ik mijn gereedschap lafhartig op het beest liet neerkomen, zijn ledenmaten in de lucht vlogen en ik krijsend achteruit sprong kwam mijn kroost binnen.

De kinderen hadden de schooldag erop zitten en mochten, anders dan hun klasgenootjes, af en toe alleen naar huis lopen. Vergeleken met de stadse drukte die we in Nederland gewend waren leken ons die driehonderd meter stille straatjes tussen huis en school nauwelijks een risico. Met grote ogen staarden ze me aan. Ik rechtte mijn rug, stak de kin vooruit, legde heel beheerst de rubberen hamer op de vensterbank en ging onbewogen de 'gouter’ klaarmaken, het Franse vieruurtje voor de naschoolse honger.

Na twee maanden les op het kleine dorpsschooltje stond de zomervakantie alweer bijna voor de deur. Mijn dochter en haar twee broertjes verstonden bijlange na nog niet alles, maar het Frans had inmiddels wel een aanzienlijke plek in hun jonge breinen ingenomen. Ondanks dat ze nog weinig échte lessen hadden gehad was de juf onder de indruk van wat ze al konden en ze gingen alledrie over naar de volgende groep. Nu alleen nog de 'Kermesse,' het Franse eindejaarsfeest, voordat we in vakantiesferen konden komen.

De leerlingen waren al weken bezig om het ‘spectacle’ voor te bereiden en ik had, bij wijze van integratie-strategie, mijzelf aangeboden als hulpmoeder. Zo woonde ik, met een waas voor mijn ogen en suizende oren, vele vergaderingen bij over dit traditionele feest. Een feest dat, zo begreep ik later, elk jaar exact hetzelfde wordt uitgevoerd, maar toch steeds weer vele vergaderuren eist en uiteindelijk meestal een zeer chaotische organisatie kent. Alles op het laatst en we zien wel waar het schip strandt. Ik werd, met mijn Hollandse stiptheid, bloed nerveus van deze Franse slag en holde op de bewuste dag van hot naar her om alles in goeie banen te leiden.

De ochtend begon al met tientallen kilo’s groente snijden en vele kippen in stukken trekken voor het eindejaarsmaal. De Marokkaanse oma van een van de scholiertjes zou een couscous bereiden voor de ruim honderd gasten. Vervolgens, na een snelle lunch met mijn ouders die speciaal voor de gelegenheid waren overgekomen, haastte ik mij naar het schooltje, waar ik samen met de leerlingen het fruit zou snijden voor het dessert. Vriendelijk knikkend en glimlachend beantwoorde ik ondertussen al het onbegrijpelijke kleuterfrans-gebrabbel. De rest van de middag moesten de spelletjes worden opgetuigd op een snikheet schoolplein en assisteerde ik bij het blikwerpen.

Het optreden van de kinderen, toneel en zang in het frans, was fenomenaal. Mijn dochter kon al een paar woorden meezingen en had zelfs een beetje tekst in het toneelstuk. Mijn oudste zoon mimede op zeer expressieve wijze alsof hij uit volle borst meezong en de jongste keek vooral heel vriendelijk het publiek in. Er werd afgesloten met een instrumentaal stuk dat buitengewoon knap door de muziekleraar was geregisseerd. Een aantal leerlingen, waaronder dochter hadden zelfs een paar noten op de schuiftrompet geleerd.

Nadat iedereen voor het 'apéro’ van ‘Blanquette de Limoux’ was voorzien konden alle gasten aan de meterslange tafel onder de ‘abris’ van het schoolplein aanschuiven. Mijn laatste taak van de dag was het helpen opdienen van de vier gangen. 

Ik had me van mijn beste kant laten zien, de kinderen konden trots zijn. Geen hysterisch krijsende moeder vandaag, al scheelde het niet veel. Gelukkig was er wijn in overvloed. Om middernacht gingen wij als één van de eersten richting huis. De kinderen stonden op instorten en ikzelf voelde me alsof iemand lafhartig een rubberen hamer op mijn hoofd had laten neerkomen ...

Een platgeslagen schorpioen. 

10. Een standje van de burgemeester

Nadat ik een flinke dot toiletpapier met kattenkots door de wc heb gespoeld, loopt opeens het inspectieputje in de tuin over. Een onaangenaam aroma verspreidt zich. Echtgenoot en ik, ras-doe-het-zelfers, onderzoeken de oude verroeste rioolbuis en verwijderen 'en passant' het overbodige deel dat naar het voormalige en inmiddels gesloopte toiletgebouw loopt. Dat hadden we misschien niet moeten doen. De geblokkeerde inhoud van de verstopte afvoer vind opeens zijn weg de verkeerde kant op richting net verwijderde pijp en een bruinige brij loopt de tuin in. 

'Merde.'

De loodgieter is gelukkig snel ter plaatse en ontstopt provisorisch, zodat er weer behoeftes gedaan kunnen worden, maar er zal een duurzamere oplossing moeten komen. Een dag lang vernielen we onze ruggen om de gehele verrotte afvoer bloot te leggen, de harde aarde er omheen weg te hakken en oude boomwortels te verwijderen. Onze tuin is inmiddels een ravage, maar ons geploeter wordt de volgende dag beloond met een prachtig nieuwe gladde, pvc-grijze rioolbuis. Geluk zit in een wonderlijk hoekje tegenwoordig.

Nu het riool is vernieuwd staat ons bijna niets meer in de weg om het terras te leggen. Alleen nog een paar kuub aarde verplaatsen en, oh ja,  een loodzware metalen olietank, nog halfvol met stookolie verwijderen. Daar heb ik wel enige kopzorgen over. Een Vlaming uit de buurt heeft interesse getoond in zowel de brandstof als de tank en ziet het probleem niet zo. We hevelen eerst alle olie in zijn jerrycans en vervolgens verplaatsen we het enorme metalen reservoir gewoon op rollekes, aldus de Belg.

Deze altijd vriendelijke wat lijvige man met nog slechts een enkele tand in zijn mond bewoont samen met zijn vrouw een oude wachttoren uit de elfde eeuw, hogerop in de heuvels. Hij heeft daar geen water, geen elektra, niks. Regelmatig brengt hij ons verse kervel, komkommers en tomaten uit eigen oogst, als hij met zijn trekker en aanhanger honderden liters bronwater komt tappen bij de fontein voor ons huis. Onze olie wil hij gaan gebruiken om zijn tractor op te laten draaien en de tank denkt hij 'proper' genoeg te kunnen krijgen om er water in op te slaan.

Zo gezegd, zo gedaan. Echtgenoot heeft inmiddels met een handig pompsysteem op de boormachine, meer dan duizend liter in de Vlaamse jerrycans geheveld en vanavond kan ik voor het eerst in mijn leven onvervalst melden dat alles op rolletjes loopt. We hijsen de tank op de eerste stalen buis en rollen hem vervolgens op de tweede en derde. Als de vierde rol aan de beurt is komt de eerste er vanachter weer onder vandaan en kan vooraan opnieuw gebruikt worden, etcetera, etcetera. Die Vlamingen zijn zo gek nog niet. 

Het reservoir rolt stukje bij beetje de tuin uit en met behulp van een hydraulische krik, een beetje spierkracht en meer rollekes schuiven we het gevaarte de aanhangwagen in. Onze held kan zijn nieuwe aanwinst met de volgetankte tractor naar zijn toren trekken, maar eerst krijgt hij een welverdiend Hollands biertje, al heeft hij waarschijnlijk liever een Duveltje. 

De kale prutvlakte die onze tuin nu is, schreeuwt de volgende dag om terrastegels en die worden toevallig nét voor de deur gedumpt. Gister nog hebben we met het schaamrood op de wangen onze aanhangwagen daar verwijderd, omdat de burgemeester ons berispte dat het ding al dagen zijn historische plein ontsiert. Nu ligt er veertig vierkante meter zware betontegels en twee kuub zand het idyllische plaatje te verpesten.

Doodsbang voor nog een standje van de burgemeester pakken we in allerijl de kruiwagens op. Geen loodgieter of Vlaming gaat ons hier nu uit redden. De hele handel moet zo snel mogelijk naar de tuin verplaatst.

Anders hebben we écht stront aan de knikker.


11. Badderen als een god in Frankrijk

Terwijl de elektriciën met zijn frees vakkundig alle muren in de slaapkamers aan het ruïneren was, af en toe driftig zijn laddertje in de hoek trapte en ons Franse vocabulaire in hartgrondig vloeken flink bijspijkerde, begonnen eindelijk twee Slowaken met de inrichting van onze badkamer. Het was een beetje jammer dat deze heren de eerste ochtend al om acht uur voor de deur stonden en wij eigenlijk onze veertien-juli-kater nog moesten wegslapen, maar dat kon de vreugde toch niet drukken. Onze gasten bleven nog dapper in bed liggen, maar toen al vrij snel de pneumatische boor het plafond in ging, besloten we eensgezind onszelf op te peppen met een sterke bak koffie in de tuin bij het dorpshotel verderop.

De twee badkamerhelden werkten als bezetenen, het schoot enorm op. Heerlijk, maar vreselijk hectisch. Tussen alle visite door moesten wij opeens halsoverkop allerlei beslissingen nemen over tegelpatronen en afvoerputjes. Soms waren we maar net op tijd om nog een laatste wijziging door te voeren. Regelmatig moesten we in allerijl in de auto springen met drie mopperende kinderen op de achterbank om binnendeuren op de kop tikken, deurklinken met wc-slot, ledlampjes voor in de nis, of vruchteloos op kranenjacht te gaan. Het was natuurlijk niet erg snugger om pas op het laatste moment douchekoppen en mengkranen te willen bemachtigen. Nergens waren onze wensen op voorraad. In een vlaag van verstandsverbijstering hebben we uiteindelijk voor een godsvermogen prachtig Italiaans design besteld. Het zou ze een week kosten om het glimmende goed bij ons te krijgen, één dag voordat onze mannen hun welverdiende vakantiemaand in het thuisland gingen vieren.

Het kwam goed! De Italianen hielden woord en de loodgieter was zeer coöperatief. Zodra het spul binnen was stond hij klaar om alle kranenpracht op de beoogde plaatsen te installeren en de inbouwdouche in de muur te jekkeren, zodat deze kon worden afgetegeld voordat de Slowaakse vakantie begon. Eindelijk konden we onze provisorische cabine met haperende geiser in de muffe kast van de bijkeuken, voorgoed de rug toe keren. Vanaf nu was er alleen nog paradijselijk baddergenot en hemels douchen.

We hebben onze huiden rimpelig en week gepoedeld in de voor ons ongewoon saaie dagen die volgde. Geen bouwvakkers, geen logés en zelfs geen kinderen. De kinderen waren een weekje vakantie vieren met opa en oma in de Alpen. Even weg van de hectiek van het leven op een bouwplaats, even lekker glijden en plonzen in het plaatselijke zwembad en huppelen door de geurende velden. Logé- en kroostloos moesten wij ons tussen het badderen door volledig op de zaak storten, want die was met alle gezelligheid en bouwstress een beetje verwaarloosd.

Inmiddels hebben we de kinderen weer opgehaald van het bergplateau bij mijn ouders. Het was de eerste keer dat zij na een vakantie niet noordwaarts richting huis reden, maar zuidwaarts naar dat rare vervallen pand dat nu hun thuis moest voorstellen. Behalve de pittige afdaling met haarspeldbochten en vier kotspartijen was dat voor alledrie ook psychisch een heel moeilijk moment. Met een duik in de Middellandse zee, halverwege de rit probeerden we ze weer een beetje op te peppen en nu, thuisgekomen, moeten er nieuwe spulletjes komen voor school. Lekker kopen, de beste remedie tegen alles! Bovendien is er alweer een familie in aantocht met dierbare vriendinnetjes voor de oudste twee. Het helpt allemaal mee om weer blij te worden, maar het allerfijnste van alles, op deze rare bouwplaats dat hun thuis moet voorstellen, is natuurlijk …

Het lustoord midden op de eerste verdieping met keizerlijk bad en inloopdouche!

12. Een wonderlijke dag

De Nederlandse scholen zijn weer begonnen, maar wij hebben nog maar liefst tweeënhalve week voor de boeg. Negen weken Franse schoolvakantie gaat je ook niet in de kouwe kleren zitten. We besluiten een week écht vrij te nemen, geen werk en geen klus, helemaal niks. 

Al luierend overvalt ons nu opeens alle vermoeidheid van de afgelopen maanden. Het liefst lig ik de hele dag in de hangmat mijn kinderen voor te lezen uit 'De brief voor de koning' van Tonke Dragt, over de avonturen van de dappere Tiuri, de jonge schildknaap die op het punt staat ridder te worden, heerlijk ontspannen Hollandse kost. Eigenlijk heb je dan wel een James nodig die ondertussen lekker wasjes draait, boodschappen doet, kookt en stofzuigt. En misschien daarnaast ook wel een klussmurf die enthousiast de keuken gaat stucen en het berghok uitruimt, dat soort dingen. Het is best moeilijk om niets te doen als er nog zoveel werk is en het geld er vooral uit gaat en nog niet zo heel veel binnenkomt, maar we zijn bot toe aan een beetje rust.

'Zen' heb je alleen niet altijd zélf in de hand.

Terwijl wij gister nietsvermoedend aan het lanterfanten waren, stond er opeens een vreemde mevrouw voor de deur met mijn huilende zoon van zeven aan de hand. Ze had hem aangereden vertelde ze overstuur. Ik staarde haar vol ongeloof aan en kon niet goed bevatten wat ze zojuist had gezegd. Aangereden? Hij was aan het spelen geweest op het plein voor ons huis en plotseling onder de arcades tevoorschijn gekomen toen zij daar net aan kwam rijden. Ze kon niet meer op tijd remmen, zo verklaarde ze. Ik schrok me te pletter. 

Dat zoon rechtop op zijn benen stond en zelf met de mevrouw naar ons huis was gelopen stelde me een beetje gerust en op mijn knieën onderzocht ik hem. Zijn buik, zijn rug, armen, benen, hoofd. Hij wist wie hij was en had nergens extreme pijn. Alles leek in orde op een paar schrammen na en ik nam hem opgelucht in mijn armen. Toen ik ook de geëmotioneerde mevrouw wilde troosten moest ze daar niks van hebben. Ze had liever gehad dat ik woedend was geworden en haar had uitgescholden, ze voelde zich verschrikkelijk schuldig. Ze vertrok en beloofde morgen terug te komen met gebak voor het slachtoffertje. 

Ik liet ons mooie nieuwe bad inlopen voor mijn arme knul, want als er íets is waar hij rustig van wordt, is het wel van badderen. Gekoesterd door het warme water kwam hij weer een klein beetje bij zinnen, maar toen klonk er plots een alarmerend kattengehuil vanaf het plein. Hartverscheurend. 

Met een hernieuwde dosis adrenaline holden we naar buiten om te kijken wat er aan de hand was. Uit een van de straatgoten op het plein kwam onder de metalen afdekplaat een heel jong rossig poezenhoofdje tevoorschijn met grote paniekerige ogen. Ze was helemaal verlaten en alleen. Na wat rondvragen in het dorp bleek ze bij niemand te horen. Wat een wonderlijke dag. Een botsing, een vreemde mevrouw met huilende zoon en zomaar uit het niets, een klein rood poesje in de goot. Het voelde een beetje magisch allemaal.

De mevrouw hield woord en kwam vandaag terug met een tas vol in plastic verpakte repen. Gebak op zijn Frans. Voor zoon, die met zijn zeven jaar al een echte fijnproever is, is het een beetje een afknapper. De poes daarentegen heeft zijn hart compleet veroverd en niet alleen die van hem. In de janboel dat ons leven nu is past ook nog wel een vierde kat. 

Terwijl ik weer lekker in mijn hangmat kruip inspecteert onze vondelinge grondig haar nieuwe onderkomen. Stoer trotseert ze het geblaas van de andere drie, net zo dapper als de jonge ridder van Tonke Dragt.

We noemen haar Tiuri.


13. Even een terras leggen

Een vriend had ons geadviseerd om te beginnen met de helft van het terras, aangezien het hem ondoenlijk leek om het geheel op één dag te realiseren. Echtgenoot en ik legden dit verstandige advies uiteraard lachend naast ons neer. 

De afgelopen weken hadden we stukje bij beetje, met veel hulp van deze vriend, kruiwagens vol met aarde weggeschept om een horizontaal terras mogelijk te maken. De originele grond liep namelijk vanaf onze openslaande keukendeuren een halve meter schuin omhoog naar tegenoverliggende gestapelde muur. De gedumpte aarde vormde intussen een flinke berg in een andere hoek van de tuin en prikkelde mijn fantasie over verhoogde avondterrassen. First things first.

In het midden van de geprepareerde grond stond een blootgeschept boompje als een ballerina op de punt van zijn wortels te balanceren. We wilde dit fijne boompje, waarvan ik de naam even kwijt ben, graag behouden vanwege de aangename schaduw die het bood en besloten er omheen te tegelen en een mooie plantenbak van natuursteen voor hem metselen. Zo ook voor de blauwe regen wiens beschutting en geurige lentebloei we natuurlijk ook niet konden missen, maar die nu langs de rand van het beoogde terras eveneens ongemakkelijk op hoge wortels stond. Vol optimisme gingen we aan de slag.

Met balkjes en waterpas waren we de hele ochtend nog bezig om de grond netjes uit te lijnen met, heel professioneel, een subtiele afloop naar de achterste hoek waar regenwater door de plantentuin kon worden geabsorbeerd. Pas na de lunch waren we klaar om te beginnen met het mengen van het zand-cement mengsel dat we tussen de balkjes zouden smeren om een mooie egale ondergrond te krijgen. Later zouden we die balkjes verwijderen en de ontstane gleuven met hetzelfde mengsel opvullen. Dat hadden we, in alle bescheidenheid, geniaal bedacht en het was dan ook zeer doeltreffend. We hadden alleen geen betonmolen.

Ons alternatief voor de molen betrof een grote groenzak waarvan we, ieder aan een kant, twee lussen vastpakten en waarin we beetje bij beetje één kuub zand en tweehonderd kilo cement samen zouden omschudden. Dat was inderdaad iets minder geniaal. Na vier uur schudden waren al mijn sensorische zenuwuiteinden aan het krijsen om genade en kon echtgenoot zijn boven- en onderlijf niet meer verticaal op één lijn krijgen. Maar het zand-cementbed lag! Strak en glad. Op een fraai patroon van kattenpootjes na dan. 

Toen begon het te regenen.

Als zand en cement worden gemengd met water krijg je specie. Een blubberige substantie die keihard opdroogt. Dat was niet de bedoeling. We wilde nog een beetje kunnen wrikken en wiggelen met de loodzware tegels in het droge mengsel, om een egaal geheel te krijgen. Regen was daarbij een kleine ramp. De avond was inmiddels gevallen en we beseften dat we door moesten. Te moe voor paniek begonnen we, in een robotachtige staat van apathie en losgekoppeld van alle lichaamssignalen, met leggen. Nat van de miezer tilden we samen de zwaarste tegels op hun plek en met rubberen hamer sloegen we ze vlak in het zand. Tegen middernacht lagen alle tegels en hadden we een heus terras. Strompelend wisten we ons bed te bereiken.

Hoezo niet doenlijk in één dag?

14. Quelle histoire, cet enfant Hollandais!

Van top tot teen onder het stof, stond ik tussen de andere ouders voor het schooltje op mijn kinderen te wachten. Ik was namelijk de hele dag op mijn knieën bezig geweest de keukenvloer kaal te schuren. Toen de schooldeuren open gingen kwam als eerste de juf naar buiten en gebaarde streng met haar wijsvinger dat ik binnen moest komen. Onzeker liep ik het bordestrappetje op. Ze wilde het even over mijn jongste hebben ... 

Hij had haar die middag, uit onvrede over de les, in het Nederlands uitgefoeterd. Ze verstaat het toch niet, zo zal zijn scherpzinnige zevenjarige inzicht zijn geweest. En dat klopte natuurlijk ook. Maar zelfs zonder de exacte betekenis van de woorden, was zijn boodschap ondubbelzinnig binnen gekomen en de juf was niet erg geamuseerd. Plechtig beloofde ik haar mijn zoon manieren bij te brengen, al moest ik stiekem een beetje grinniken om de misstap van die kleine. Het is ook allemaal helemaal niet zo makkelijk voor de kinderen in dit vreemde land, op die vreemde school en in dat stoffige huis waar we nu weer druk met de keuken bezig waren. 

De afgelopen maanden hadden we steen voor steen het 'aquariumgat,' dat in de halve meter dikke draagmuur tussen het beoogde keukenvertrek en kantoor zat, naar beneden toe verder opengegraven, zodat we in plaats van een aquarium, een dubbele deur konden plaatsen. De keuken die we besteld hadden zou namelijk de oorspronkelijke toegangsdeur versperren. Ook had echtgenoot, als één van zijn eerste acties in het huis, met een pikhouweel en een satanisch genoegen een enorm gat in een andere muur van de keuken geslagen om via de aangrenzende kamer meer licht binnen te krijgen. Mijn vader had vervolgens al het afschuwelijke textiel van de muren getrokken en ik het donkerbruine plafond kaalgebikt. De Slowaakse bouwers wisten er met een paar tonnen pleister een mooi geheel van te smeren. 

Inmiddels is mijn kaalgeschuurde parketvloer vier keer in de olie gezet en staat de keuken voor de deur. Keurig op de beloofde datum, mét installatie-meneer, zónder afwasmachine. De installatie-meneer blijkt een hork die op zeer amateuristische wijze onze mooie massief houten keuken inbouwt en, tot ons afgrijzen, ook nog de grote schouw boven het fornuis op een dergelijke manier zelf in elkaar knutselt. De afwasmachine blijkt bij navraag niet in de prijs te zitten, we zouden slechts het voorpaneel besteld hebben. Na een hoop telefonisch heen en weer gemopper laten we het er maar bij zitten. Bij communicatieve misverstanden, sta je met je kwakkelfrans toch niet zo heel sterk. De beroerde afwerking kunnen we wel een beetje weglakken, de schouw zullen we vervangen door een moderne afzuigkap en de afwasmachine...? 

Opeens komt daar ’s middags onze verkoopjuffrouw aanrijden in haar Renaultje Clio. Op hoge rode pumps stapt ze uit haar auto met een heel ondeugende blik in haar ogen. Ze heeft een verrassing bij zich. Uit haar achterbak steekt nog net een deel van een heuse afwasmachine. Een cadeautje van de zaak. 

Terwijl echtgenoot en ik samen met de hooggehakte dame de afwasmachine uit haar achterbak proberen te hijsen, staat opeens mijn jongste voor ons neus, tien minuten voordat de schooldag erop zit. Heel tevreden vertelt hij dat hij is weggelopen. Hij vindt het zelf echt een briljante actie en hij snapt dan ook niet dat ik hem meteen bij de hand neem en terug naar school breng. Op school tref ik zijn juf in alle staten. 

'Quelle histoire, cet enfant Hollandais!' 

Zoon belooft wederom zijn geniale ingevingen voortaan niet meteen in actie om te zetten en samen met broer en zus haasten we ons opgewonden terug naar de nieuwe eetkeuken. 

Tenslotte komt eerst het vreten, dan pas de moraal. 


15. Ierse magie in een Frans paradijs

De geitenwollen sokken, sjaals en ijstruien zijn uit de verhuisdozen opgesnord. Het is drie graden buiten, onze meteorologische Zuid-Frankrijk-illusie naar de knoppen en we hebben het koud. De loodgieter komt binnenkort om onze nieuwe hoogrendementsketel op het oude gietijzeren verwarmingssysteem aan te sluiten, dat zal wellicht een beetje helpen. Op dit moment is onze enige warmtebron de open haard in de entreehal.

De kinderen gaan deze dagen met nog net iets meer plezier naar school, lekker behaaglijk. Ondanks de impulsieve escapades van de jongste, doen ze het alledrie hartstikke goed. Dochter doet de juf zelfs regelmatig versteld staan met dictee notabene. Maar wat een huiswerk! Schoonschrift met krullen en zwieren oefenen, heel veel boeken lezen, gedichten uit het hoofd leren, planeten, oceanen, noem maar op. Ik ben er samen met hen hele middagen mee bezig. Ooit was ik in de veronderstelling dat ik een aardig woordje Frans sprak, maar deze basisschoolstof haalt me bruusk uit die waan. Weer een illusie aan gort. 

Behalve het huiswerkexces en de deuk in mijn Franse zelfvertrouwen ben ik toch erg enthousiast over dit kleine dorpsschooltje. Met de verhalen in mijn achterhoofd van de strenge, autoritaire, prestatiegerichte staatsscholen was ik een beetje bezorgd, maar het valt me erg mee. Omdat de school zo klein is, is er erg  veel aandacht voor het individuele kind en omdat jongere en oudere kinderen bij elkaar in de klas zitten leren ze ook om voor elkaar te zorgen. Bovendien doen ze naast de gebruikelijke vakken heel erg veel buitenschoolse activiteiten. Zo zwommen ze in juni elke middag in het plaatselijke bronwaterbad, kajakken ze op de rivier, gaan ze mountainbiken in de heuvels, bezoeken hoeden-, dinosaurussen- trompettenmusea, langlaufen ze ’s winters in de Pyreneeën en wandelen ze regelmatig grote tochten door de heuvels in de omgeving.

Vandaag ben ik mee als begeleider op zo’n tocht. Vanaf negen uur vanochtend bewandel ik met de oudste kinderen van de school prachtige bospaden en open velden met schitterende uitzichten. Na drie uur gestaag klimmen bereiken we het hoger gelegen gehucht, waar we de kleinsten ontmoeten, die per bus zijn gebracht. Gelukkig heeft de zon de temperatuur vandaag flink op doen lopen en is het aangenaam vertoeven tussen de schapen op het weiland, waar we de lunch gebruiken. Nadat we een beetje zijn uitgebuikt en de klimbenen het weer aankunnen, dalen we met zijn allen een stukje af naar het domein van een Ierse gezin dat daar een spiritueel stilte-gebied heeft gecreëerd. Men kan er elke dag van de week troost vinden, rust zoeken en tot diepe inzichten komen.

Nu wij er zijn is het er even iets minder stil, maar daar weten ze wel wat op.  Al kwakend en kwebbelend worden we in een’ elfenkring’ gezet en zodra de heer des huizes begint te spreken wordt het doodstil. Met kleine priemende ogen, een hees krakende stem, half in het Frans, half in het Iers, en gedeeltelijk door de juf vertaald, verteld hij over grafheuvels, dolmen, elfen en geesten. Magisch. Na afloop is er warme chocolademelk met marshmallows en mogen we weer even kwetteren. De kleintjes worden opgehaald met de schoolbus en terwijl ik terugloop met de rest van de leerlingen kondigt de spierpijn in mijn kuiten zich al aan. 

Thuis wacht ons nog een magische verrassing. De loodgieter is de hele dag bezig geweest en heeft onze binnentemperatuur reeds naar twintig graden getoverd. De kindjes kruipen heerlijk tegen de radiatoren aan en ik stort me gerieflijk op de bank met de benen omhoog en mijn hoofd vol mythische elfen. De kracht van positieve illusie. 

Hemels.


16. Frans fatsoen

Zoon werd negen jaar en er moest dus een heus Frans verjaardagspartijtje worden opgetuigd. Ik zag er een beetje tegenop, maar dat bleek nergens voor nodig. Er hoefde geen onvergetelijk 'survival kinderfeest' te komen met jungle bruggen, klimwanden, camotunnels en waterswing. Ook hadden we geen dure goochelaar of DJ nodig en niemand ging hier lasergamen of paintball-schieten. De rivaliteit om het meest spectaculaire, originele of verantwoorde kinderpartijtje was dit dorp nog onbekend. De gastjes kwamen gewoon een middagje spelen, namen een cadeautje mee en aten een stukje taart. Dat laatste gaf overigens nog wel een beetje verwarring.

Heel lief hadden de klasgenootjes 'Fèneh vehjâhdah voh jâh’ (een soort Hollandse versie van 'Happy Birthday') ingestudeerd. Vervolgens werden de kaarsjes uitgeblazen, de taart verdeeld en zaten de kindjes onbeweeglijk voor hun schoteltje met aardbeien-slagroomtaart. Niemand nam een hap. Er viel een ongemakkelijke stilte. Nerveus vroeg ik mij af of taart op verjaardagsfeestjes iets typisch Hollands was? Misschien heerste er een aardbeienallergie in het dorp? Was slagroom uit den boze? Pas toen ze me allemaal hoopvol aan bleven kijken ging er een lichtje branden. Deze Franse koters waren gewoon uitmuntend opgevoed. Met een simpel 'Bon appétit' haalde ik ze uit hun lijden.

Twee weken later vierde onze dochter haar elfde verjaardag in haar geboorteland. Het was voor ons de eerste keer dat we weer even terug in Nederland waren en met een waanzinnig schema probeerden we alle Hollandse gezelligheid die we de afgelopen maanden gemist hadden in tien dagen te persen. Dagen vol vriendjes en vriendinnetjes, bezoekjes aan de voormalige klassen, familie-uitjes en bruine kroegen. Tussendoor moesten we Nederlandse televisie kijken, Hollandse eendjes voeren, Amstelveens shoppen, haring, kroketten, boerenkool met worst eten en heel erg veel bijkletsen. Ik heb zoveel gepraat dat ik ’s nachts in mijn dromen gewoon door bleef praten en mijn hoofd uiteindelijk vol woorden op exploderen stond.

Op de feesttaart van dochter werd vanzelfsprekend gewoon ongegeneerd aangevallen. Minder gemanierd, maar wel vertrouwd en dat was het basisgevoel van deze Hollandse reis. Alles was heerlijk vertrouwd. Er moest dan ook wel even een paar keer geslikt worden toen de vakantie er op zat en we alle vijf kompleet uitgevloerd en opgepropt in een auto vol Hollandse waar, terug naar ons Occitaans dorpje reden. Terug in onze rol van vreemde eend.

Naarmate we dichterbij kwamen lieten we stukje bij beetje het oergezellige, maar hectische noorden achter ons en voelden lucht en ruimte de aderen binnenstromen. We lieten ons opnieuw imponeren door het fraaie panorama waar we dwars doorheen reden en kwamen in een vrijgevochten Pippi Langkous-achtige jubelstemming. Zelfs de spoedklussen en het bouwstof dat ons thuis opwachtte deed daar weinig aan af. Toch bleef er een kleine Hollandse kater hangen, een kater die man en zoon tot grote culinaire hoogtes bracht. Terwijl ze luid en sentimenteel ’15 miljoen mensen’ zongen, hakten, rolden en bakten ze er op los. Een waarachtige kroket werd op tafel getoverd en niet alleen dat, want waar kroketten zijn … zijn bitterballen!

Zonder een greintje Frans fatsoen vielen we aan.

17. 'Ce n’est pas normal ça!’

Ons eerste meteorologische jaar in Zuid-Frankrijk was op zijn minst verrassend te noemen. De eerste lente werden we met vijf weken ononderbroken regen verwelkomd en temperaturen waar ze ons in Nederland hard om uitlachten. De eerste zomer was weinig verrassend ziedendheet, maar de herfst schommelde dan weer tussen waanzinnig koud en aangenaam warm. 

In onze eerste winter viel er warempel een flink pak sneeuw. Dorpen raakten afgesloten van de buitenwereld, scholen bleven dicht en onze burgemeester en zijn gevolg kwamen tijdens de sneeuwval in eigen persoon de straten pekelen. Dik ingepakt stonden ze achterop de gemeente-pick-up en werden langzaam door het dorp gereden, terwijl ze her en der wat zout om zich heen mikten. Nadat de winterse bui was overgetrokken, kwamen van alle kanten onthutste bewoners hun huizen uit met bezems en sneeuwscheppen over de schouders. 'Ce nest pas normal ça! riepen ze elkaar toe. Het was bijzonder vermakelijk, al was dit niet helemaal wat wij bij onze warme Zuid-Frankrijk-droom voor ogen hadden gehad.

De kinderen konden hun geluk natuurlijk niet op; geen school, maar wel sneeuwbalgevechten, sneeuwpoprollen en sleeën. Echtgenoot ging zelfs, tot enige gêne van mijn kant, samen met een buurman een ommetje maken door het dorp op langlaufski’s. 

Heel lang bleef de sneeuw niet liggen. Jammer van de pret, maar toch ook wel weer fijn, want al is het geen Costa del Sol waar we zitten, op Siberische toestanden is het openbare leven hier ook niet berekend. De wegen waren onbegaanbaar, bovengrondse elektriciteitskabels mopperden onder zoveel koud gewicht, de oudjes durfden hun kille huizen niet meer uit en ook ons eigen verwarmingssysteem kon, zelfs mét stroom, de druk niet goed aan. Voor een dagje sneeuwpret hoefden wij bovendien slechts een uurtje te rijden om bij het dichtstbijzijnd Pyrenees skidorpje aan te komen.

Een klein en gemoedelijk wintersportplaatsje waar de meneer die daar op het kleuterweitje de stangen van de sleeplift aangeeft zich met veel vaderlijke toewijding over zijn skiërs ontfermt. De zonnebril moet zonder tegenspraak op, want het licht is veel te fel. De muts moet af, want dat is veel te warm. Later op de dag als de zon achter de bergen verdwijnt, moeten de mutsen gauw weer op, want het wordt veel te koud, en worden de sjaaltjes bij de kinderen zo strak getrokken dat ze naar adem happend hun sleeprit ingaan. 

Onze weerkundige God-in-Frankrijk-droom werd gelukkig niet helemaal naar het rijk der fabels gestuurd. Regelmatig zaten wij genoeglijk aan een aperitiefje in de lente-achtige winterzon op ons buitenterras, gniffelend de Nederlandse weersvoorspellingen te bekijken. Dat was natuurlijk waar we het allemaal voor deden. Toch hing er aan het einde van deze eerste winter nog een kleine verrassing in de lucht.

Twee weken voordat het officieel lente werd, we lagen al dagen onze bleke huiden bij te bruinen, viel er wederom een flink pak sneeuw. Het kwik maakte een tuimeling omlaag en de hemel vulde zich met wolken vol waterdamp. Samen hadden ze zich nog een laatste lolletje beloofd. Het rampenplan kon weer uit de kast.

'Ce n’est vraiment pas normal ça!'